Skip navigation?
The Library of Congress | Global Gateway
[English] | [Nederlands]

The Atlantic World Home Themes Collections About the Site Partners Site Map Advanced Search
 
 Collections  Interpretive Texts

New Netherland
Nieuw-Nederland

  The Atlantic World Home >> The Dutch in America, 1609-1664 >> New Netherland

After the monopoly charter of the New Netherland Company expired in early 1618, a group of powerful merchants in the Netherlands began to lobby for the formation of a West India Company (WIC) to develop trade in the New World. The model was the Dutch East India Company that had been founded in 1602 and that controlled the highly profitable spice trade with Asia. The WIC was founded in 1621, with a twenty-four-year monopoly from the Dutch government on all trade with West Africa, the Carribean, and the Americas.

Although they were mainly interested in trade, the directors of the WIC, the Lords Nineteen, decided to start a permanent colony in the region where the New Netherland Company had held its charter. In March 1624, the ship New Netherland left the Dutch Republic with thirty emigrant families aboard, mainly Walloon refugees from present-day Belgium. These colonists formed the nucleus of the future Dutch presence in the area. Some settled at present-day Albany and along the Delaware and Connecticut Rivers. Others settled at the southern tip of present-day Manhattan, where they built simple houses and Fort Amsterdam. The settlement of five farms (bouwerijen) and a few warehouses was later christened New Amsterdam. The next year, many more Dutch settlers followed the Walloon pioneers.

In the beginning, the colony was successful. The WIC conducted a lively trade with the Indians and sent ships laden with furs back to the Netherlands. However, life in the New World was hard and tensions with the Indians began to rise. Many of the settlers grew discouraged and returned to their homeland.

The directors of the WIC were divided among themselves about how to sustain the enterprise. Some argued that the WIC should abandon as too expensive the attempt to establish and maintain colonies in the New World and should concentrate instead on the fur trade with the Indians. In their view, New Netherland did not need more people than those required to maintain the trading posts. Others argued in favor of continued colonization, which they believed could be done by giving land to "patroons," or patrons, wealthy Dutchmen who would invest their own money to attract settlers and develop the local economy.

Several patroonships ultimately were established, but they did not yield the profit that was expected. Conditions remained harsh and relations with the Indians deteriorated. The first dominie (Dutch Reformed pastor), Jonas Michaëlius, arrived in the colony in 1628 to organize the Dutch Reformed Church in New Amsterdam. He wrote home about the primitive conditions that the settlers had to endure. By the late 1630s, the colony was involved in wars with local Indians, as those tribes who lived in the coastal areas were slowly pushed away from their traditional hunting grounds by the European expansion. Meanwhile, colonies founded by the English, French, and Swedes were growing more rapidly and contributing to the pressure of the Indians on the New Netherland settlements. European merchants sold or traded guns with the Indians, who soon learned to use them against the settlers.

Peter Stuyvesant, New Amsterdam's most famous governor, was appointed in 1647. He tried to improve relations with the neighboring Indians and the English. But tensions with the English rose again as a result of the First Anglo-Dutch War (1650-52). In May 1664, in the prelude to the Second Anglo-Dutch War (1665-67), a small fleet of British men-of-war left Portsmouth for the New World. Its purpose was to end the Dutch presence in America by conquering New Amsterdam and its surrounding settlements and so stop the Dutch competition in trade. When the British sailed into the harbor, Stuyvesant knew that the game was over. He tried to convince his fellow citizens to resist the invaders. But they declined when the British informed them that they would not interfere with their businesses and that their commercial interests would be protected. New Amsterdam surrendered on August 27, 1664. Within a week, all other Dutch settlements in the area followed suit. New Amsterdam was renamed New York.


Caption follows

Pascaert van Nieuw Nederlandt Virginia, ende Nieuw-Engelandt... (Map of New Nederland in Virginia and New England...), Johannes Vingboons, 1639. LC Geography and Map Division.

New Netherland was located in parts of the present-day states of New York, New Jersey, Delaware, and Connecticut. This seventeenth-century manuscript map by Johannes Vingboons, cartographer of the prince of Nassau, shows the Dutch colony sandwiched between British-controlled Virginia and New England.


Caption follows

(Images link to KB webserver)

Beschryvinge van Nieuw-Nederlant (Description of New Netherland), Adrian van der Donck, 1655. KB Special Collections.

Van der Donck was a New Amsterdam lawyer who clashed with the autocratic governor Peter Stuyvestant. In part to justify his own actions in the dispute with Stuyvesant, Van der Donck published his detailed Description of New Netherland, one of the most important original sources for the study of the colony.



Caption follows

(Images link to KB webserver)

Klagte Van Eenige Leeden der Nederduytse hervormde kerk, ...Over het gedrag... van Do. Theodorus Jacobus Filinghuisen Met syn Kerken-Raaden (Complaint by some members of the Dutch Reformed Church, ...about the behaviour... of Do. Theodorus Jacobus Filinghuisen and his church council), 1725. KB Special Collections.

Use of the Dutch language continued, especially in the Dutch Reformed Church, long after the transfer of the colony to the English in 1664. This pamphlet concerns a dispute within a Dutch Reformed congregation in Raritan, "in the Province of New Jersey, in North America, under the Crown of Great Britain."


Skip navigation?
The Library of Congress | Global Gateway
[English] | [Nederlands]

De Atlantische Wereld Home Thema's Collecties Over de site Partners Sitemap Uitgebreid Zoeken
 
 Collecties  Toelichting

Nieuw-Nederland
New Netherland

  De Atlantische Wereld Home >> De Nederlanders in Amerika, 1609-1664 >> Nieuw-Nederland

Toen in het begin van 1618 het octrooi van de Nieuw Nederland Compagnie eindigde, pleitte een groep van vooraanstaande kooplieden voor de oprichting van een West-Indische Compagnie (WIC) om de handel met de Nieuwe Wereld verder tot ontwikkeling te brengen. Een en ander naar het model van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC), die in 1602 was opgericht en een monopolie had op de zeer lucratieve Aziatische handel in specerijen.. De WIC werd in 1621 opgericht en kreeg van de Staten-Generaal een vierentwintig jaar durend monopolie op alle handel met West-Afrika, het Caraϊbisch gebied en Amerika.

Alhoewel ze voornamelijk in handel geïnteresseerd waren, besloten de bewindhebbers van de WIC, de Heren Negentien, een permanente kolonie te stichten in de regio waar de Nieuw Nederland Compagnie haar octrooi had. In maart 1624 verliet het schip de Nieuw-Nederland de Republiek der Verenigde Nederlanden met dertig emigrantenfamilies, voornamelijk Waalse vluchtelingen uit het hedendaagse België. Deze kolonisten waren de kern van de toekomstige Nederlandse aanwezigheid in het gebied. Sommigen vestigden zich in het hedendaagse Albany en langs de rivieren de Delaware en de Connecticut. Anderen vestigden zich op het zuidelijkste puntje van wat tegenwoordig Manhattan wordt genoemd. Zij bouwden daar eenvoudige huizen en Fort Amsterdam. Het gehucht, bestaande uit vijf boerderijen en enkele pakhuizen, werd later omgedoopt tot Nieuw-Amsterdam. Het jaar daarop volgden nog veel meer Nederlandse kolonisten de Waalse pioniers.

De kolonie was in het begin succesvol. De WIC onderhield een levendige handel met de Indianen en stuurde scheepsladingen bont terug naar de Nederlanden. Maar het leven in de Nieuwe Wereld was hard en er ontstonden spanningen met de Indianen. Veel kolonisten raakten ontmoedigd en keerden naar hun moederland terug.

De bewindhebbers van de WIC raakten onderling verdeeld over de vraag hoe het nu verder moest met de onderneming. Sommigen meenden dat de WIC het vestigen en in stand houden van nederzettingen in de Nieuwe Wereld moest opgeven, omdat het te duur was. In plaats daarvan zou de WIC zich volledig moeten concentreren op de bonthandel met de Indianen. Volgens hen zou Nieuw-Nederland niet meer mensen hoeven te hebben dan nodig was om de handelsposten in stand te houden.

Anderen pleitten voor een voortzetting van de kolonisatie, die naar hun inzicht gerealiseerd kon worden door land te geven aan patroons. Dit waren welvarende Nederlanders, die zelf zouden moeten investeren om kolonisten aan te trekken en een lokale economie te ontwikkelen. Uiteindelijk werden er verscheidene patroonschappen opgezet, maar zij brachten niet de winst die men verwachtte. De leefomstandigheden bleven hard en de relatie met de Indianen werd slechter. De eerste dominee (een Nederlands Hervormde predikant), Jonas Michaëlius, arriveerde in de kolonie in 1628 om de Nederlands Hervormde Kerk in Nieuw-Amsterdam op te zetten. Hij schreef naar huis over de primitieve omstandigheden die de kolonisten te verduren hadden. Aan het eind van de jaren 1630 raakte de kolonie verwikkeld in oorlogen met de lokale Indianen. Stammen die in het kustgebied woonden en er hun traditionele jachtvelden hadden, werden geleidelijk aan door de Europese expansie verdreven. Ondertussen groeiden de door de Engelsen, Fransen en Zweden gestichte kolonies veel sneller, en dit verhoogde de druk van de Indianen op de Nieuw-Nederlandse nederzittingen. Europese kooplieden verkochten geweren aan de Indianen, die ze al spoedig tegen de kolonisten leerden te gebruiken.

Peter Stuyvesant, de bekendste gouverneur van Nieuw-Amsterdam, werd in 1647 benoemd. Hij probeerde de relatie met de naburige Indianen en Engelsen te verbeteren. Maar in plaats daarvan namen de spanningen met de Engelsen door de Eerste Engels-Nederlandse Oorlog (1650-52) toe. In mei 1664, voorafgaand aan de Tweede Engelse Oorlog (1665-67), vertrok een kleine oorlogsvloot vanuit Portsmouth naar de Nieuwe Wereld. De opdracht was een eind te maken aan de Nederlandse aanwezigheid in Amerika door Nieuw-Amsterdam en de omliggende nederzettingen te veroveren en een einde te maken aan de Nederlandse concurrentie in de handel. Toen de Engelsen de haven binnenvoeren, wist Stuyvesant dat het afgelopen was. Hoewel hij nog wel zijn medeburgers probeerde over te halen verzet te bieden, weigerden ze dat toen de Engelsen hun beloofden dat zij hun handel ongemoeid zouden laten en hun commerciële belangen zouden beschermen. Nieuw-Amsterdam gaf zich in augustus 1664 over. Binnen een week volgden alle andere Nederlandse nederzettingen. Nieuw-Amsterdam werd tot New York omgedoopt..


Caption follows

Pascaert van Nieuw Nederlandt Virginia, ende Nieuw-Engelandt, Johannes Vingboons, 1639. LC Geografische en Cartografische Afdeling.

Nieuw-Nederland lag in gedeelten van de tegenwoordige staten New York, New Jersey, Delaware en Connecticut. Deze 17de-eeuwse getekende kaart van Johannes Vingboons, cartograaf van de Prins van Nassau, laat zien hoe de Nederlandse kolonie tussen het door de Britten bestuurde Virginia en Nieuw-Engeland ligt.


Caption follows

(Images link to KB webserver)

Beschryvinge van Nieuw-Nederlant, Adrian van der Donck, 1655. KB Bijzondere Collecties.

Van der Donck was een advocaat uit Nieuw-Amsterdam, die in conflict kwam met de autocratische gouverneur Peter Stuyvesant. Gedeeltelijk om zijn eigen acties in het geschil met Peter Stuyvesant te rechtvaardigen publiceerde Van der Donck een gedetailleerde Beschrijving van Nieuw-Nederland. Het is een van de belangrijkste oorspronkelijke bronnen voor de studie naar de kolonie.



Caption follows

(Images link to KB webserver)

Klagte Van Eenige Leeden der Nederduytse hervormde kerk, ...Over het gedrag...van Do. Theodorus Jacobus Filinghuisen, Met syn Kerken-Raaden, 1725. KB Bijzondere Collecties.

Het gebruik van de Nederlandse taal duurde tot lang na de overdracht van de kolonie aan de Engelsen in 1664, vooral in de Nederlands Hervormde Kerk. Dit pamflet betreft een geschil binnen een Nederlandse congregatie in "Raretans" (Raritan), "in de provincie van Nieu-Jersey, in Noord-Amerika, onder de Kroon van Groot-Brittanje."