Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over De rol van het maatschappelijk middenveld in de betrekkingen tussen de EU en Servië

(2008/C 224/29)

In een brief d.d. 18 juli 2007 hebben de Europese commissarissen mevrouw Wallström en de heer Rehn het Europees Economisch en Sociaal Comité verzocht een verkennend advies op te stellen over

De rol van het maatschappelijk middenveld in de betrekkingen tussen de EU en Servië.

De gespecialiseerde afdeling Externe betrekkingen, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 5 mei 2008 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Kallio.

Het Comité heeft tijdens zijn op 28 en 29 mei 2008 gehouden 445e zitting (vergadering van 29 mei 2008) het volgende advies uitgebracht, dat met 74 stemmen vóór en 9 stemmen tegen, bij 10 onthoudingen, is goedgekeurd.

1. Conclusies

1.1 Aanbevelingen aan de Europese instellingen en instanties:

- De Europese instellingen en instanties moeten de Servische regering helpen bij het opstellen van een ontwikkelingsstrategie voor het maatschappelijk middenveld [1].

- Ze moeten hun financiële en andere steun aan de middenveldorganisaties in Servië opvoeren, zodat die niet afhankelijk worden van de overheid en hun projecten kunnen blijven uitvoeren.

- Om de besluitvormings- en uitvoeringsprocedures te verkorten moeten ze een doeltreffende financiële ondersteuning op maat bieden, ook in het geval van het nieuwe instrument dat de Europese Commissie in het leven heeft geroepen voor de ontwikkeling van en de dialoog met het maatschappelijk middenveld. De ondersteuning moet toegankelijk zijn voor een breed scala aan belanghebbende organisaties en zo veel mogelijk tegemoetkomen aan de behoeften die daar leven.

- Bij het uitwerken en opzetten van ondersteuningsstrategieën moet er een onderscheid worden gemaakt tussen ngo's en sociale partners.

- Er moet steun worden verleend aan de programma's voor capaciteitsopbouw bij de sociale partners, zodat die beter zijn toegerust om een doeltreffende sociale dialoog te voeren.

- Er moet structureel steun worden verleend aan de projecten die het maatschappelijk middenveld opzet om het publiek enthousiast te maken voor aansluiting bij de EU. In alle maatschappelijke geledingen en ook binnen de middenveldorganisaties moet er een constructief debat worden gevoerd over dit onderwerp en de daarmee samenhangende problematiek. In dat kader moet ook worden overwogen om ondersteuning te bieden aan de diverse activiteiten binnen de Nationale Conventie over de Europese Unie in Servië, waarin zowel overheden als middenveldorganisaties vertegenwoordigd zijn.

- De Europese instellingen en instanties moeten projecten ter bevordering van de overdracht van knowhow en ervaring aan Servië ondersteunen. Vooral de "nieuwe" lidstaten in Midden- en Oost-Europa kunnen een waardevolle bijdrage leveren aan dergelijke projecten. Ook moet er vanuit Europa meer erkenning en ondersteuning komen voor twinningprojecten, bijvoorbeeld via het nieuwe stimuleringsinstrument voor de ontwikkeling van en de dialoog met het maatschappelijk middenveld.

- Vertegenwoordigers van het Servische maatschappelijk middenveld moeten ongehinderd de Europese instellingen kunnen bezoeken en kosteloos aan conferenties en evenementen van de EU kunnen deelnemen.

- De Europese instellingen en instanties moeten regionale programma's opzetten en meer ondersteuning bieden aan de regionale netwerken van middenveldorganisaties in de Westelijke Balkan. Om het onbegrip tussen de regeringen van Servië en Kosovo [2] weg te nemen, dienen ze er vooral ook voor te zorgen dat de middenveldorganisaties in beide gebiedsdelen [2] meer met elkaar in gesprek gaan.

- Om het maatschappelijk middenveld in Servië en de hele Westelijke Balkan op tijd en op een efficiënte manier de juiste steun te kunnen bieden, moet er regelmatig overleg worden gevoerd met de donoren buiten de EU.

- De delegatie van de Europese Commissie in Servië moet meer onder de aandacht worden gebracht van zowel het maatschappelijk middenveld als de Servische burgers.

- Er moet een gestructureerde dialoog op gang worden gebracht tussen het Servische maatschappelijk middenveld en de delegatie van de Europese Commissie, zodat er informatie uit de eerste hand kan worden ingewonnen over de positie van dat middenveld.

- De Europese instellingen en instanties dienen regelmatig overleg te voeren met maatschappelijke organisaties in Servië, zodat ze soepeler kunnen inspelen op hun verwachtingen en behoeften.

1.2 Aanbevelingen aan het Europees Economisch en Sociaal Comité:

- Ter bevordering en ondersteuning van de civiele dialoog zou het EESC een Gemengd Raadgevend Comité (GRC) met het Servische maatschappelijk middenveld moeten oprichten. Zolang de stabilisatie- en associatieovereenkomst niet is ondertekend en geratificeerd, ontbreekt het echter aan de juiste rechtsgrondslag daarvoor. Daarom zou er voor die tussenliggende periode een interim-GRC met hetzelfde mandaat kunnen worden gecreëerd.

- Het EESC zou actief moeten deelnemen aan de people to people-dialoog van de Commissie (DG ELARG), door bijvoorbeeld binnen de EU (en met name naar Brussel) studiereizen te organiseren voor vertegenwoordigers van het Servische maatschappelijk middenveld.

- De vertegenwoordigers van het Servische maatschappelijk middenveld moeten bovendien in staat worden gesteld om het EESC te bezoeken, zodat ze met eigen ogen kunnen zien welke activiteiten daar worden ontplooid.

1.3 Aanbevelingen aan de Servische overheid:

- Servië zou zo snel mogelijk de Wet Middenveldorganisaties en daarmee samenhangende wetten, met name op het gebied van belastingen, moeten aannemen.

- Het zou een ontwikkelingsstrategie voor het maatschappelijk middenveld moeten opstellen, waarmee de basis zou worden gelegd voor een levensvatbaar maatschappelijk middenveld, dat nu eenmaal cruciaal is voor een volwassen democratie.

- Het zou het maatschappelijk middenveld meer moeten betrekken bij het beleid en met vertegenwoordigers van middenveldorganisaties een gestructureerde dialoog moeten voeren over vraagstukken die voor hen van belang zijn.

- Het zou middenveldorganisaties financieel en anderszins moeten ondersteunen, zodat die zich kunnen ontwikkelen en ook op de lange termijn activiteiten kunnen ontplooien. Ook zou het daartoe een transparant, uit de nationale begroting te financieren subsidiestelsel moeten opzetten.

- Het zou ervoor moeten zorgen dat er regelmatig een tripartiete sociale dialoog wordt gevoerd en dat de Servische Sociaaleconomische Raad naar behoren en overeenkomstig de wettelijke bepalingen kan functioneren. Hiertoe moeten alle betrokken ministeries regelmatig deelnemen aan het overleg binnen deze Raad.

- Het zou moeten zorgen voor een correcte en vlotte tenuitvoerlegging van de visa- en terugnameovereenkomst met de EU en ook alle voor de versoepeling van het visumbeleid noodzakelijke hervormingen moeten doorvoeren. Middenveldorganisaties in Servië en de EU zullen hun onderlinge banden alleen kunnen aanhalen als de visumplicht wordt opgeheven.

1.4 Aanbevelingen aan het maatschappelijk middenveld in Servië:

- Het Servische maatschappelijk middenveld zou een officieel platform voor regelmatig overleg en de uitwisseling van ideeën moeten creëren.

- De managementvaardigheden van de vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld zouden door middel van verschillende trainingsprogramma's moeten worden verbeterd.

- De vertegenwoordigers van nationale en etnische minderheden zouden meer moeten worden betrokken bij de projecten van het Servische maatschappelijk middenveld.

- Er moet meer aan regionale samenwerking worden gedaan. Daarvoor kunnen de Servische middenveldorganisaties bijvoorbeeld in de leer gaan bij hun partners in met name de Midden- en Zuidoost-Europese lidstaten.

- Ook moet het Servische maatschappelijk middenveld meer samenwerken met de media en moet het zijn imago bij het publiek verbeteren door de verschillende projecten en verworvenheden onder de aandacht te brengen.

1.5 Aanbevelingen aan het Servische en Kosovaarse [3] maatschappelijk middenveld:

- De Kosovaarse [3] en Servische middenveldorganisaties moeten er alles aan doen om de onderlinge samenwerking en het intermenselijk contact te bestendigen en/of te verbeteren.

2. Achtergrond

2.1 Doelstellingen van de EU in Servië en de andere Westelijke Balkanlanden

De Westelijke Balkan is een van de voornaamste aandachtsgebieden van het Europese externe beleid. De EU streeft in de Westelijke Balkan in de eerste plaats naar meer stabiliteit en welvaart. Daarnaast bereidt ze, met behulp van haar "pretoetredingssteuninstrumentarium", de landen in de regio voor op toetreding.

Om de landen van de Westelijke Balkan op weg naar hun toetreding te ondersteunen, werd het stabilisatie- en associatieproces (SAP) gecreëerd. De ondertekening van een stabilisatie- en associatieovereenkomst met de EU geldt als een belangrijke stap in de richting van een volwaardig EU-lidmaatschap. In mei 2008 hadden vijf van de zes Westelijke Balkanlanden een stabilisatie- en associatieovereenkomst ondertekend. Kroatië is, in tegenstelling tot die andere kandidaat-lidstaat, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, zelfs al met de toetredingsonderhandelingen begonnen. Servië heeft op 29 april 2008 in Luxemburg de stabilisatie- en associatieovereenkomst getekend. Bosnië-Herzegovina heeft de onderhandelingen afgerond en de stabilisatie- en associatieovereenkomst geparafeerd, maar nog niet van een handtekening voorzien.

2.2 Positie en rol van het maatschappelijk middenveld in Servië

2.2.1 De bijzondere rol van ngo's

Door een groot deel van de bevolking te mobiliseren en democratische hervormingen te eisen hebben middenveldorganisaties en vooral ngo's in belangrijke mate bijgedragen aan de val van het bewind-Milošević. Al sinds 2000 bevinden ngo's zich in een overgangsfase waarin programma's, doelstellingen en prioriteiten tegen het licht worden gehouden. Zeker nu Servië een moeilijke periode van politieke, economische en sociale hervormingen doormaakt, spelen ngo's, en dan vooral de ngo's die opkomen voor democratie en mensenrechten, een cruciale rol in het democratiseringsproces. Met name tijdens de laatste presidentsverkiezingen in januari/februari 2008 lieten sommige ngo's zich bepaald niet onbetuigd. Daarnaast hebben ngo's een aanzienlijke bíjdrage geleverd aan de verspreiding van Europese waarden en aan de verbetering van de relatie met de EU.

2.2.2 Het belang van een dialoog met het maatschappelijk middenveld

Het valt dan ook te betreuren dat er ondanks de invoering van verschillende overlegstructuren [4] nog altijd geen echte dialoog bestaat tussen de Servische regering en het maatschappelijke middenveld. Zo'n dialoog is niet alleen voor het middenveld en de Servische samenleving van cruciaal belang, maar ook voor de EU, aangezien integratie in de Europese Unie alleen kans van slagen heeft als er een betrouwbaar en sterk maatschappelijk middenveld bestaat.

3. Politieke ontwikkelingen in Servië

3.1 Huidige politieke situatie

Sinds 2000, het jaar waarin het bewind van president Milošević plaats maakte voor een democratische en pro-Europese regering, is Servië een heel pakket aan politieke, economische en sociale hervormingen aan het doorvoeren. Door de moeizame overgang naar een markteconomie, de afscheiding van Kosovo [5] en de populistische stemmingmakerij van een aantal politieke kopstukken is het politieke klimaat in het land verhard. Daarbij is het echter niet alleen de oppositie die inspeelt op nationalistische sentimenten, ook de vertrekkende regering van premier Koštunica maakte zich hieraan in zekere zin schuldig. Om dan nog maar te zwijgen van de media. De meeste journalisten en radio- en televisiezenders laten nauwelijks een onafhankelijk geluid horen. President Tadić, die wordt gezien als vertegenwoordiger van de meer gematigde stroming binnen de Servische politiek, is onlangs voor een tweede termijn herkozen. De spanningen tussen de coalitiepartners, en meer in het bijzonder de Democratische Partij van president Tadić en de Democratische Partij van Servië van premier Koštunica, liepen na de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo [5] in februari 2008 echter zo hoog op dat deze laatste het ontslag van zijn regering heeft ingediend. Op 11 mei zijn er vervroegde verkiezingen gehouden.

3.2 Politieke betrekkingen met de EU, Rusland en de buurlanden

Landen die tot de EU willen toetreden, moeten voldoen aan de criteria van Kopenhagen, de voorwaarden van het stabilisatie- en associatieproces en aan andere vereisten van de EU. Servië voldoet nog niet aan alle voorwaarden en vereisten, hoewel het tijdens de onderhandelingen over de stabilisatie- en associatieovereenkomst en de implementatie van de noodzakelijke hervormingen heeft laten zien over goede bestuurlijke capaciteiten te beschikken. In november 2007 heeft de EU de stabilisatie- en associatieovereenkomst geparafeerd. Door de gebrekkige samenwerking met het Joegoslavië-tribunaal kwam het echter niet tot ondertekening. Om het toenaderingsproces weer zo snel mogelijk op de rails te krijgen, richtte de EU een taskforce op. Tegelijkertijd drong de Commissie er bij Servië op aan om zijn verbintenis tot het aanhalen van de banden met de Europese Unie te bevestigen [6]. Ook al is er nu een stabilisatie- en associatieovereenkomst, de betrekkingen tussen de EU en Servië zullen zich alleen verder kunnen ontwikkelen als er wordt samengewerkt met het Joegoslavië-tribunaal. De toekomst van deze betrekkingen hangt ook af van het vermogen van de Servische regering om de kwestie Kosovo [5] gescheiden te houden van de toetredingsproblematiek.

Servië en Rusland hebben hun onderlinge banden de laatste tijd steeds meer aangehaald. Dit heeft onder meer te maken met de kwestie Kosovo [5], waarin de Russische Federatie duidelijk aan de kant van Servië staat. Daarnaast is er echter ook sprake van een steeds hechtere economische samenwerking en vooral een groeiende belangstelling van Russische investeerders.

Hoewel het de laatste jaren iets beter gaat, onderhoudt Servië niet met alle buurlanden even harmonieuze betrekkingen. De banden met de EU-lidstaten Bulgarije, Hongarije en Roemenië zijn bijzonder goed te noemen. Hetzelfde geldt voor de betrekkingen met Montenegro en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië. Ook met Kroatië staat Servië op goede voet, hoewel er nog altijd een aantal twistpunten zijn, zoals de terugkeer van Servische vluchtelingen naar Kroatië. De betrekkingen met Bosnië-Herzegovina worden in belangrijke mate bepaald door de banden die Servië onderhoudt met de Republika Srpska. Het meest gespannen zijn uiteraard de betrekkingen met Kosovo [5], zeker nu deze voormalige provincie de onafhankelijkheid heeft uitgeroepen.

3.3 Rol van Servië bij de stabilisering en ontwikkeling van de Balkan

Als Westelijke Balkanland en EU-partner neemt Servië in de regio een belangrijke plaats in, maar vanwege de betrokkenheid van Servische leiders en militairen bij de verschillende Balkanoorlogen in de jaren negentig geniet het land er een vrij slechte reputatie. De enige manier om daar verbetering in te brengen, is samen met de EU werken aan goede betrekkingen met alle buurlanden en actief deelnemen aan de verschillende regionale initiatieven.

4. De Servische economie

4.1 Huidige economische situatie

Het politieke en economische isolement als gevolg van het bewind van president Milošević vormde bijna de hele jaren negentig een rem op de economische ontwikkeling van het land. Sinds 2000 valt er echter een gestage groei waar te nemen (5,7 % in 2006 en zelfs 6,2 % in 2005) en kan er worden gesproken van een typische overgangseconomie. Het BBP is de afgelopen jaren gegroeid, terwijl de inflatie, die in 2007 op 10 % uitkwam, een neergaande lijn vertoont [7]. Servië biedt op economisch terrein een aantal onmiskenbare voordelen, zoals een tamelijk groot marktpotentieel, een gunstige geografische ligging, goed opgeleide en bekwame arbeidskrachten en rechtenvrije toegang tot de markten van Zuidoost-Europa, de EU, Rusland en de VS.

4.2 Het privatiseringsproces

In vergelijking met de EU is de marktsector nog niet sterk ontwikkeld. Particuliere ondernemingen zijn goed voor circa 55 % van de nationale productie en 60 % van de totale werkgelegenheid [8]. Het relatief kleine aandeel van de marktsector is slecht voor de concurrentiepositie van de Servische economie, zeker op het gebied van productie en dienstverlening. Met het oog op de verdere ontwikkeling van de Servische economie moeten dan ook meer staatsbedrijven worden geprivatiseerd en geherstructureerd.

4.3 Voornaamste economische sectoren

De voornaamste economische sectoren in Servië zijn, in afnemende volgorde, de dienstensector, de industrie, de landbouw en de bouw. Volgens het Servische Investerings- en Exportbevorderingsagentschap timmeren vooral de landbouw, de IT-sector, de houtverwerkende industrie, de meubelindustrie, de energiesector, de auto-industrie, de textielindustrie, de elektronische industrie en de farmaceutische industrie goed aan de weg [9].

4.4 Buitenlandse handel

De EU is de voornaamste handelspartner van Servië en zes van Serviës tien belangrijkste exportpartners zijn Europese lidstaten. Dat neemt niet weg dat het naburige Bosnië-Herzegovina de grootste exportpartner van Servië is, terwijl Rusland op het gebied van import de eerste plaats inneemt. [10]

De tenuitvoerlegging van de nieuwe Midden-Europese Vrijhandelsovereenkomst, die in 2006 door de landen van de Westelijke Balkan en Moldavië werd ondertekend, zal een positief effect hebben op de economische samenwerking en de handelsbetrekkingen tussen Servië en zijn buurlanden. Het creëren van een vrijhandelszone op de Westelijke Balkan was een van de prioriteiten in het pretoetredingsproces.

4.5 Buitenlandse directe investeringen: de grootste spelers

Dankzij een gericht beleid is Servië erin geslaagd om veel buitenlandse investeerders aan te trekken. In 2006 kwamen de directe buitenlandse investeringen uit op 3,4 miljard euro [11], het hoogste bedrag in de regio. Het leeuwendeel van die investeringen ging naar de financiële dienstverlening, de handel, de industrie, de onroerendgoedsector, het openbaar bestuur en de vervoerssector. Met Griekenland aan kop zijn de EU-landen de grootste investeerders in Servië [12].

Maar ondanks het groeiende aantal investeringen biedt de Servische economie nog tal van mogelijkheden.

5. Huidige positie en rol van het maatschappelijk middenveld

5.1 Voornaamste problemen

De drie voornaamste problemen van het Servische maatschappelijk middenveld zijn het ontbreken van een speciale fiscale positie, de kloof tussen stad en platteland, en de groeiende onderlinge concurrentie in plaats van samenwerking.

De Servische belastingwetgeving maakt geen onderscheid tussen middenveldorganisaties en organisaties met een winstoogmerk. Middenveldorganisaties worden dan ook op dezelfde manier behandeld als kleine bedrijven en zijn verplicht om belasting af te dragen over de donaties die ze ontvangen. Slechts een paar organisaties hebben geen BTW-plicht. Verder worden schenkingen aan middenveldorganisaties door de huidige belastingwetgeving in Servië op geen enkele manier gestimuleerd.

Daarnaast is er de hardnekkige kloof tussen stad en platteland. De meeste middenveldorganisaties zitten in Belgrado en nog een paar andere grote steden. De bevolking op het platteland komt daardoor nauwelijks in aanraking met middenveldorganisaties en is dus zeer slecht geïnformeerd over hun rol en activiteiten.

De groeiende concurrentie in plaats van samenwerking tussen middenveldorganisaties is een bron van spanningen en verzwakt de positie van het maatschappelijk middenveld ten opzichte van de Servische overheid.

5.2 Samenwerking met de regering: gebrek aan een civiele dialoog

De meeste middenveldorganisaties worden door de Servische regering nog altijd niet als partner gezien, zeker niet als ze zich bezighouden met gevoelige kwesties zoals oorlogsmisdaden of massagraven. De nationale regering en de lokale overheden zijn alleen bereid tot samenwerking op ad-hoc basis. Op een meer permanente vorm van samenwerking is er nog geen uitzicht. Dit heeft deels te maken met de gebrekkige wetgeving inzake de betrekkingen tussen overheid en maatschappelijk middenveld, maar ook met het ontbreken van de nodige politieke wil om middenveldorganisaties meer bij de raadpleging over en de voorbereiding van bepaalde strategische documenten te betrekken. Daar komt nog bij dat de Servische overheid niet zo maar met alle organisaties in zee wil gaan.

5.3 Sociale partners

5.3.1 Sociale dialoog

Economische hervormingen vallen of staan met een goede sociale dialoog. Toch spelen de sociale partners in Servië nog altijd een tamelijk ondergeschikte rol. Nadat in 2005 de nieuwe arbeidswetgeving van kracht werd, gingen de algemene cao en ook alle specifieke cao's van vóór 2001 op de helling. Op grond van die nieuwe arbeidswetgeving doet de regering ook niet meer mee aan de onderhandelingen over algemene cao's, maar ze is nog wel actief betrokken bij het overleg over de specifieke cao's en bepaalde branche-cao's. Hoewel de nieuwe algemene cao van cruciaal belang is voor de opbouw van de sociale dialoog, hebben de bij het overleg betrokken vakbonden en werkgeversorganisaties tot dusver nog geen overeenstemming kunnen bereiken. Wil men ervoor zorgen dat de sociale dialoog in Servië beter van de grond komt, dan is het vooral noodzakelijk dat er een nieuwe algemene cao wordt gesloten.

De Servische Sociaaleconomische Raad, die in 2005 op grond van de desbetreffende wet is opgericht, vormt de institutionele basis voor het tripartiete overleg. De Raad kampt echter met allerlei problemen, met alle negatieve gevolgen van dien voor de werking ervan. Zo is er, ondanks de groeiende dotatie uit de nationale begroting, een gebrek aan financiële middelen, waardoor het secretariaat niet goed functioneert en er onvoldoende werkgroepen zijn. Een ander probleem is dat de afgevaardigden van de sociale partners de toch al onregelmatige vergaderingen van de Raad niet altijd bijwonen, waardoor bepaalde wetsontwerpen in het parlement worden behandeld zonder eerst in de Raad te zijn besproken.

5.3.2 Werkgeversorganisaties

De UPS (Unie van Servische werkgevers) is de belangrijkste Servische werkgeversorganisatie. In tegenstelling tot de vakbonden werkt de UPS goed samen met het ministerie van Arbeid en Sociale Zaken en doet ze regelmatig mee aan de activiteiten van de Sociaaleconomische Raad. Toch is haar inbreng in de sociale dialoog beperkt, omdat de grote Servische bedrijven zich niet bij haar hebben aangesloten. Wel doet ze mee aan de activiteiten van het Zuidoost-Europese Werkgeversforum en de Internationale Organisatie van Werkgevers. De op handen zijnde toekenning van de status van waarnemer bij BusinessEurope zal haar activiteiten een extra internationale dimensie verlenen. Verwacht wordt dat ze zich in juni 2008 ook zal aansluiten bij de Mediterrane Unie van werkgeversorganisaties.

5.3.3 Huidige positie en rol van vakbonden

Het Servische vakbondslandschap is veel gevarieerder. In totaal zijn er zo'n 20000 vakbonden, waarvan sommige binnen een bedrijf en andere op nationaal niveau actief zijn. De meeste zijn aangesloten bij de twee belangrijkste vakverenigingen, Onafhankelijkheid (Nezavisnost) en het Verbond van onafhankelijke vakverenigingen SSSS. Er worden weinig gezamenlijke activiteiten ontplooid en de bereidheid tot onderlinge samenwerking is gering. Hoewel de vakbonden in Servië tamelijk zwak staan, leveren ze een constructieve bijdrage aan de sociale dialoog, getuige hun actieve rol bij de cao-onderhandelingen in de publieke sector en bij de overheidsbedrijven. Nezavisnost en SSSS zijn als leden van het Internationaal Verbond van Vakverenigingen en het Balkanforum van het Europees Verbond van Vakverenigingen ook bij internationale vakbondsactiviteiten betrokken.

5.4 Positie van belangengroeperingen

5.4.1 Onbevredigend juridisch kader

Ondanks de verklaringen van de verschillende Servische regeringen sinds 2000 en de herhaaldelijke toezeggingen voor een nieuwe wet inzake burgerverenigingen, blijven non-profitorganisaties in een juridisch vacuüm opereren en zijn hun betrekkingen met de overheid nog altijd niet gereglementeerd. De rechtspositie van belangengroeperingen en met name ngo's is vastgelegd in de Wet op burgerverenigingen en maatschappelijke en politieke organisaties van de Socialistische Federale Republiek Joegoslavië, en in de Servische Wet op maatschappelijke organisaties en burgerverenigingen, die in 1982 is aangenomen en in 1989 is gewijzigd [13].

In 2006 diende de Servische regering, na raadpleging van de verschillende belangengroeperingen, een wetsontwerp inzake burgerverenigingen in, dat vervolgens echter door het parlement werd verworpen. Op grond van de nieuwe wet zou er een vereenvoudigde registratieprocedure moeten komen voor burgerverenigingen, die bovendien het recht zouden krijgen om via contributies, donaties, giften enz. vermogen op te bouwen. Daarnaast zouden de staat en lokale overheden belangengroeperingen met subsidies en giften mogen ondersteunen. Toch zou de wet niet alle problemen met betrekking tot de rechtspositie en de economische status van belangengroeperingen hebben opgelost en zou er voor de beleidsmakers dus nog een heel terrein braak hebben gelegen.

5.4.2 Rol en invloed van MKB, landbouworganisaties en consumentenbonden

Brancheorganisaties voor het MKB en landbouworganisaties kampen net als de vakbonden met versnippering en een contraproductieve onderlinge concurrentie, waardoor ze niet kunnen uitgroeien tot krachtige belangengroeperingen. Door de hoge corruptie weten alleen sommige organisaties tot het staatsapparaat door te dringen. Hun politieke connecties en geografische ligging zorgen voor nog meer verdeeldheid. Er zijn weliswaar minder consumentenbonden dan brancheorganisaties voor het MKB en landbouworganisaties, maar hun problemen zijn veelal dezelfde.

5.4.3 Ngo's

De ngo's zijn in de tweede helft van de jaren negentig, na de oorlog in Bosnië, steeds meer op de voorgrond getreden. Door burgers te mobiliseren en deel te nemen aan de onderhandelingen van de oppositie hebben ze in 2000 een cruciale bijdrage geleverd aan de omverwerping van het bewind van president Milošević. De campagne "Izlaz 2000", die de burgers naar de stembus moest lokken, was een bijzonder geslaagd initiatief van verschillende ngo's, dat laat zien hoe belangrijk dergelijke organisaties zijn voor de democratische hervormingen.

Sinds 2000 is de positie van de ngo's in de Servische samenleving veranderd. De sector bevindt zich in een overgangsfase en sommige ngo's hebben te maken met teruglopende belangstelling door het feit dat de hervormingen na de gebeurtenissen van 2000 niet echt worden doorgezet. Een ander probleem is de verdeeldheid onder de ngo's over de vraag of er met de regering moet worden samengewerkt. Terwijl sommige zich tegen de regering blijven verzetten, proberen andere juist manieren te vinden om toch samen te werken. Ook het feit dat sommige sleutelpersonen binnen de ngo's na 2000 hun activiteiten hebben stopgezet en in de politiek zijn gegaan, heeft de positie van deze organisaties geen goed gedaan. Men kan dus stellen dat sommige ngo's meer activiteiten aan de dag zijn gaan leggen, maar dat een groot aantal organisaties met serieuze problemen kampt en zich niet heeft toegelegd op verdere professionalisering en specialisering. Dit neemt niet weg dat er ook positieve ontwikkelingen te bespeuren zijn, met name bij de milieuorganisaties.

De grootste handicap van de ngo's zijn hun financiële problemen, want deze zijn direct van invloed op hun levensvatbaarheid. De financiële ondersteuning komt meestal uit het buitenland en geldt slechts voor een bepaald aantal projecten en een bepaalde periode. Dit vertaalt zich in een gebrek aan specialisatie en een vergaande versnippering van de aandacht, wat niet alleen schadelijk is voor de professionele uitstraling van ngo's, maar het ook moeilijk maakt om iets te doen aan de fundamentele problemen die hun voortbestaan in gevaar brengen.

6. Integratie in de EU

6.1 Rol van het maatschappelijk middenveld bij de integratie in de EU

Verschillende Servische middenveldorganisaties spelen nu al een belangrijke rol bij de bewustmaking van het publiek ten aanzien van Europa en de integratie in de EU. Door het organiseren van openbare lezingen en seminars en het verspreiden van folders e.d. leveren ze een belangrijke bijdrage aan de voorlichtingscampagne over de EU, met name op het platteland en in achterstandsgebieden. Hoewel de Servische middenveldorganisaties er in het verleden wel eens sterk uiteenlopende standpunten op nahielden (zoals in het voorjaar van 2007, toen er geen overeenstemming kon worden bereikt over de vraag of de hervatting van de onderhandelingen over de stabilisatie- en associatieovereenkomst moest worden gekoppeld aan samenwerking met het Joegoslavië-tribunaal), hielden ze tijdens de verkiezingen van januari/februari 2008 de rijen gesloten. Veruit de meeste stelden zich pro-Europees op en dat had een positieve uitwerking op de stembusgang.

Door nauwer samen te werken met werkgeversorganisaties, vakbonden en andere belangengroeperingen zal de Servische regering de bevolking beter kunnen voorbereiden op het EU-lidmaatschap. Zo'n solide dialoog met het maatschappelijk middenveld vereist overigens wel meer transparantie en regelmatige inzage in alle relevante documenten en informatie.

6.2 Maatschappelijk middenveld en regionale samenwerking

Servië zal pas goed in de EU kunnen integreren als de regionale samenwerking en de betrekkingen met de buurlanden worden verbeterd. Als bruggenbouwer levert het maatschappelijk middenveld reeds een belangrijke bijdrage aan het stabiliseren van de betrekkingen met de landen in de regio (de verbeterde samenwerking tussen het Servische en Kroatische maatschappelijk middenveld verdient in dit verband absoluut navolging). Door onderling meer samen te werken en gemeenschappelijke projecten op te zetten, zullen middenveldorganisaties gemakkelijker de regionale problemen het hoofd kunnen bieden. Bovendien kan een vruchtbare samenwerking ook afstralen op de politieke leiders in de regio. Hoewel de middenveldorganisaties onderling steeds meer met elkaar in contact treden, stemt de huidige situatie nog niet erg tot optimisme, vooral omdat de politieke belemmeringen blijven bestaan en er, ook van de kant van de EU, nauwelijks financiële steun wordt geboden. Een van de manieren om de samenwerking tussen deze organisaties te verbeteren is het ondersteunen van regionale initiatieven die dicht bij de burger staan.

6.3 Internationale activiteiten van het Servische maatschappelijk middenveld

Door Servische middenveldorganisaties te betrekken bij gemeenschappelijke projecten met partnerorganisaties binnen of buiten de regio, kan het intermenselijk contact worden verbeterd en kunnen de banden met de buitenwereld, die door de oorlog waren verbroken, weer worden aangehaald. Op verschillende terreinen is daarbij al enige vooruitgang geboekt. Het zijn vooral de middenveldorganisaties op het gebied van mensenrechten, milieubescherming en vrouwenemancipatie die streven naar samenwerking en netwerkvorming. Belangrijk voor de verdere ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld in het algemeen en de diverse organisaties in het bijzonder is ook dat er een vruchtbare samenwerking tot stand komt tussen de Servische organisaties en die in de nieuwe EU-lidstaten.

De potentiële inbreng van het maatschappelijk middenveld op het gebied van het buitenlandse beleid dient niet te worden onderschat. Nauwere samenwerking tussen de officiële en de "publieke" diplomatie kan een gunstig effect hebben op het Servische buitenlandse beleid en op de integratie van het land in de EU.

Brussel, 29 mei 2008

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

D. Dimitriadis

[1] Het maatschappelijk middenveld bestaat volgens de definitie van het EESC uit werkgeversorganisaties, vakbonden, ngo's en belangengroepen.

[2] Zoals gedefinieerd bij Resolutie 1244 van de VN-Veiligheidsraad.

[3] Zoals gedefinieerd bij Resolutie 1244 van de VN-Veiligheidsraad.

[4] Het maatschappelijk middenveld wordt inmiddels op tal van beleidsterreinen, zoals het EU-lidmaatschap, armoedebestrijding en jeugdbeleid, geraadpleegd. Ook vindt er regelmatig overleg plaats met diverse overheidsinstanties, zoals de Servische president, de Servische Dienst voor integratie in de EU, het Servische ministerie van Sociale Zaken en Arbeid, de Servische kamer van koophandel en de permanente conferentie van Servische steden en gemeenten.

[5] Zoals gedefinieerd bij Resolutie 1244 van de VN-Veiligheidsraad.

[6] Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad Westelijke Balkan: versterking van het Europees perspectief, Brussel, 5 maart 2008, COM(2008) 127.

[7] Gegevens van de Servische Centrale Bank (zie www.nbs.yu).

[8] "Serbia 2007 Progress Report", Europese Commissie, Brussel, 6 november 2007, SEC (2007) 1435.

[9] Gegevens van het Servische Investerings- en Exportbevorderingsagentschap (zie www.siepa.sr.gov.yu).

[10] Gegevens uit het "Statistical Yearbook of Serbia 2006" (www.webzrs.statserb.sr.gov.yu) en van de Europese Commissie (www.ec.europa.eu/trade/issues/bilateral/data.htm).

[11] Zie www.wiiw.at/e/serbia.html.

[12] Gegevens uit de "Southeast Europe Investment Guide 2007" (zie www.seeurope.net/files2/pdf/ig2007/Serbia-pdf).

[13] Zdenka Milivojević, "Civil Society in Serbia. Suppressed during the 1990s — gaining legitimacy and recognition after 2000 — Civicus Civil Society Index Report for Serbia", Belgrado, 2006.

--------------------------------------------------